Het allereerste ViaVia reiscafé buiten België opende de deuren eind 1995 in de Indonesische cultuur- en studentenstad Yogyakarta. Begin dit jaar verwelkomde de ViaVia-familie een 17e lid, in Sanur, op de oostkust van Bali.

 

De jongste uitbreiding stond niet meteen in de sterren geschreven, liet Mie Cornoedus, CEO van ViaVia op Java, verstaan op de openingsplechtigheid. “Ik had niet meteen plannen om nog een ViaVia te runnen. Maar toen kwam de vraag van het Palm Garden Hotel hier om de uitbating van hun café te verzorgen en de catering voor hun gasten naar een hoger peil te tillen. Mijn restaurantmanager in Yogyakarta Janti heeft me uiteindelijk overtuigd om toch de sprong te wagen.”

Het project in Sanur is met andere woorden een gezamenlijk project van twee leading ladies van de andere ViaVia in dit Aziatische land, nl in Yogyakarta. De knowhow, die men daar de voorbije drie decennia heeft vergaard, wordt nu met evenveel ijver en professionalisme overgeplant naar Bali.

 

Dat betekent onder meer dat je, op een boogscheut van het strand, terechtkan voor een natje en een droogje en het ‘taste the world’-wereldkeukenmenu, dat lokale artiesten hier expositieruimte krijgen en/of het reiscafé ook gewoon een fijne ontmoetingsplek wil zijn voor gasten, reizigers en passanten.

En uiteraard kan je hier ook terecht voor tips, ideeën en hulp om deze nieuwe omgeving op een duurzame manier te ontdekken. Want Bali blijft, ondanks de drukte, wel degelijk een eiland met tal van toeristische troeven.

 

Vuurbol

Opmerkelijk: de dag begint hier best vroeg. Iets na zes uur ’s ochtends duikt vanachter de contouren van de buureilanden Nusa Penida en Lombok in het oosten een oranje vuurbol op. De zon rijst aan een gezwind tempo omhoog, werpt een langgerekte streep oranje over de oceaan en laat zich de selfies en andere eerbetonen van locals en toeristen welgevallen.
Terwijl de enen de zon bestuderen, bevolken zwetende joggers, wandelaars en fietsers dan al het dijkpad. Deze ochtendlijke processie beweegt zich in alle stilte voort -een contrast met luidruchtiger plekken op dit eiland… De enige ‘lawaaimakers’ zijn de duikflessen die worden klaargezet op het strand en de vissers die hun boot richting de visgronden sturen.

300 jarige in het regenwoud
Over de schijnbaar onstuitbare groei van het toerisme op Bali lees je elders nog een bijdrage, maar Bali biedt zeker nog een aantal uitstappen die de moeite lonen om te gaan ontdekken.

Zo ontdekten we in het spoor van onze kundige ViaVia-gidsen ontdekten we het grootste natuurpark en nog overblijvend tropisch regenwoud rond Mount Batukaru. Het asfaltbaantje versmalt en klimt ongenadig omhoog, voorbij de klassieke rijstterrassen, maïsvelden en de laatste dorpen. En dan is het nog een eind wandelen richting het eigenlijke woud. Een van de blikvangers is een boom van drie eeuwen oud. Niet enkel zijn leeftijd maakt indruk, dat geldt ook voor de metersdikke stam. De vele oneffenheden, gaten en vermolmde stukken in stam en bast zijn ongetwijfeld merktekens van de vele gevechten die de boom heeft gevoerd. Metershoog boven ons en zelfs enigszins aan het oog onttrokken, reikt zijn kruin naar de hemel.

Wij houden het liever op grondniveau, daar is meer dan genoeg te observeren en te ontdekken. Een kolonie termieten heeft een van de bomen als actieterrein uitgekozen, even verderop ogen de stekels van een jonge rotanboom best vervaarlijk. Pas als de boom wat ouder wordt, werpt hij zijn naalden af en gaat hij verdrogen, weet onze gids.

De wandeling krijgt nog een extra dimensie als we uit het woud komen en we kennismaken met de vele vruchten en gewassen die hier, al dan niet in het wild, groeien. Cacao, koffie, pepers, vanille, bananen, papaya, avocado, mango, ananas, wilde frambozen, het rijtje lijkt eindeloos. Om het met een cliché te zeggen: eender wat je hier in de grond stopt, het tropische klimaat schenkt dit land een breed gamma exotische vruchten en producten. Of nog: zoete aardappelen vormen hier zelfs de basisgrondstof voor arak, een lokale alcohol.

En toch staat dat regenwoud onder druk, lezen we op een infobord. Daarop ontwaren we een zwart-witfoto van goed een eeuw geleden. Dorpelingen poseren trots met een gedode Bali tijger. Het dier hangt ondersteboven, zijn poten zijn aan een bamboestok gebonden. Die kleinere tijgersoort leefde hier nog in het woud tot in de jaren 1920, maar aantasting van zijn habitat en de jacht hebben het dier gedecimeerd.

 

Westerse kunstenaars

Oude foto’s zijn best leerrijk. In het Balimuseum van Denpasar, waar een aantal oude tradities en gebruiken worden getoond, stoot ik een foto waarop een aantal jongedames in bloot bovenlijf poseren. ‘Teenagers lieten zich graag fotograferen in en aan het Balimuseum’, stelt de legende. Mijn taxichauffeur Ketut, een kranige zeventiger, pikt er meteen op in: “Toen ik als taxichauffeur in de jaren 1970 ben gestart, was Bali nog heel rustig. De weinige toeristen troffen op het platteland alom rijstterrassen, net zoals ze meisjes of vrouwen tegenkwamen die geen noodzaak of schroom voelden om hun borsten te bedekken. Beha’s waren hier toen nog niet in zwang,” lacht hij zijn schaarse voortanden bloot.

Het fenomeen komt ook tot uiting in de kunstwerken van diverse westerse kunstenaars die na de Eerste Wereldoorlog en in het interbellum op Bali actief waren. Hun werk kan je onder andere in musea in Ubud en Nusa Dua (Museum Pasifika) gaan bekijken. Een van die kunstenaars was de Belgische schilder Adrien-Jean Le Mayeur de Merprès. Diens woonst pal aan het strand van Sanur is nu een museum. Op schilderijen van Le Mayeur figureren zijn muze en echtgenote Ni Pollok en haar vriendinnen veelal met ontbloot bovenlichaam. Het koppel ontving zo ook (cruise)gasten die in Sanur passeerden, tot ergernis overigens van de Nederlandse koloniale overheid…
Geen paniek: de lokale zeden zijn intussen geëvolueerd: topless zonnen of baden zijn (al lang) gebannen.

 

Speuren naar autentiek Bali

Ook het nog niet platgelopen dorp Tenganan in Oost-Bali (waar afstammelingen van de oorspronkelijke eilandbewoners samenleven en dat vooral bekend staat omwille van de (dubbele) ikat-weeftechniek die hier wordt beoefend) is een bezoek waard. Daar maken we tevens kennis met lokale imkers. Zij werken enerzijds met zwarte bijen, anderzijds trekt het gegons van de kolonie honingbijen in een uitgeholde boomstam de aandacht. De wat bittere honing van de angelloze zwarte bijen geniet medicinale kracht, luidt het, onder meer voor maagproblemen en onvruchtbare koppels.
Ook de alomtegenwoordige zee (Indonesië’s archipel telt meer dan 16.000 eilanden en dus ook duizenden kilometers kustlijn) is een grondstof, leren we. Een bijna tandenloze werkman schept zeewater uit de aanrollende golven, loopt met zijn mandjes over het hete zwarte zand waar hij het uitstort, en waar de brandende zon al snel witte kringen in het zand doet ontstaan. Na filtering wordt dit natuurlijk gewonnen artisanaal zout door de zon verder gedroogd. Dit arbeidsintensief proces lijkt afkomstig uit lang vervlogen tijden. Maar soms staat de tijd op dit godeneiland stil…

Tempels

Aan goden en tempels is er op dit overwegend hindoeïstisch eiland geen gebrek. Een van Bali’s bijnamen luidt ‘eiland van de duizend tempels’, maar dat blijkt een grove onderschatting. Volgens tellingen zijn er op heel het eiland 20 tot 50.000 tempels te vinden, en die worden plichtsmatig onderhouden.

’s Ochtends vroeg worden de straataltaartjes met offers begiftigd, overdag verzamelen devote gelovigen in de tempels voor een moment van bezinning en/of samenzijn. “Wij Balinezen zijn een heel tolerant en gastvrij volk,” dixit taxichauffeur Ketut.
Maar die lokale tradities spelen wel degelijk een rol en worden ook graag getoond aan bezoekers. Een klassieker op toeristische programma’s zijn bijvoorbeeld de kecak dansspektakels in de openluchttheaters van Uluwatu of Melasti Beach. Het vergt enige achtergrondkennis om de finesses van de strijd tussen goed en kwaad ten volle te begrijpen, maar de openluchtluchttheaters, mét zicht op de oceaan, waar die spektakels bij valavond worden opgevoerd, zijn alleen al de uitstap waard.

Vliegeren en pootjebaden

De Balinezen entertainen zichzelf en bezoekers evenzeer met vliegerspektakels. Op een stuk strand annex parking in Sanur verzamelen op zondagnamiddag jong en oud om hun artisanaal gefabriceerde vliegers op te laten. De wind, tot jolijt van enkele windsurfers, is van de partij en stuurt de draken en andere figuren alras hoog de lucht in. Sommige gasten moeten alle zeilen bijzetten om niet zelf te gaan vliegen…
De meeste Balinese strandgangers slaan geen acht op het spektakel in de lucht, ze hebben zich in groten getale neergevleid op het strand. Kinderen en jongeren zoeken verkoeling in de zee, tieners en ouderen bekijken het liever vanop afstand, onder een palmboom of parasol. Strandverkopers laveren tussen de massa wier zedige kledij en bedaardheid opvallen. Loop wat verderop richting de strandhotels voor de westerse toeristen en het contrast is frappant: bikini’s en zwembroeken zijn de norm in en aan de strandbars en hotelzwembaden.

 

Van Heverlee tot Bali

Als we terugwandelen en aanschuiven voor een kop koffie in het gloednieuwe ViaVia reiscafe worden we verwelkomd door ‘Brussels by night’ van Raymond van het Groenewoud. Een gouwe ouwe in een tropische setting, het voelt verrassend maar best prettig aan, zeker als de attente staf je al snel een gevoel van thuiskomen geeft.
Op Bali telt het team van ViaVia momenteel een 12-tal medewerkers. Dat is slechts een fractie van de zusteronderneming in Yogyakarta op Java. Daar kan je gerust van een flink uit de kluiten gewassen sociale onderneming spreken. Onder die koepel ressorteren een restaurant, bakkerij, guesthouse en reisbureau, en die verschaffen in totaal emplooi aan 65 werknemers en een 50-tal freelance gidsen.

Het spreekt voor zich dat dit nieuwste familielid van de familie ViaVia reiscafés op Bali potentieel heeft om evenzeer uit te groeien tot een hotspot en ontmoetingsplaats van hotelgasten, locals en passanten, in het zog van de groei van Bali’s toerisme.

Net zoals dit nieuwste initiatief illustreert dat het fenomeen ViaVia aan de vooravond van zijn 30e levensjaar nog steeds bruist van energie. Sinds de opening van het eerste reiscafé in Heverlee/Leuven in 1995 zijn de ViaVia’s uitgewaaierd naar drie continenten: Azië, Afrika en Latijns-Amerika. En de CEO van Joker Toerisme Stijn Elsen en ViaVia-coördinator Toon Teugels lieten tijdens de opening in Bali verstaan dat de groeiambities zeker niet zijn getemperd. “We bekijken voortdurend nieuwe mogelijkheden, ideeën en projecten.” Eén nieuwe locatie is alvast bekend: in de wijk rond Labiomista, het project van kunstenaar Koen Vanmechelen in Genk, moet op termijn een nieuwe ViaVia verrijzen.

Dit vrij unieke verhaal van Vlaams duurzaam ondernemerschap is met andere woorden nog niet uitverteld (EB)

Lees ook: Bali’s toerisme scoort, maar loert het spook van overtoerisme? 

Foto’s @ Travel Like A Pro & Via Via)